maandag 17 november 2014

Blogpost m.b.t. kennisdialogen

Naar aanleiding van de kennisdialogen die we gevoerd hebben tijdens de bijeenkomsten in de leerlijn 3, zijn er vanzelfsprekend bevindingen van mijn kant. De vraag daarbij is: welke kennis en inzichten heeft het mij opgeleverd. Zijn er concepten die ik meeneem (bijvoorbeeld in mijn mindmap)?

Divergentie, zelfregulatie, big picture learning
De informatie die tot ons kwam tijdens de kennisdialoog over divergentie, zelfregulatie, big picture learning, was voor mij het minst vernieuwend. Het waren vooral herhalingen van vragen die ik mezelf stel op het moment dat het over de ontwikkeling van onze school gaat. De stelling die neergezet werd, was echter wel scherp en uitnodigend om over in dialoog te gaan. Stelling: 

Er is een discrepantie tussen wat kinderen willen leren en hoe het onderwijs kinderen in staat stelt te leren.

De dialoog die aan de hand van deze stelling enkele keren gevoerd werd, leverde mij vooral nieuwe vragen op:
1.       Op basis waarvan wordt de inhoud van ons curriculum bepaalt?
2.       Wie bepaalt uiteindelijk wat kinderen mogen/moeten leren?
3.       Is een kind in staat zelf te bepalen wat hij/zij gaat leren?

De gesprekken rondom deze vragen waren interessant, maar werden weinig gevoerd vanuit een kennis / theoretische basis. Wellicht dat dit in de toekomst interessanter wordt en de later aangeleverde artikelen kunnen hiervoor als uitgangspunt dienen.

Systeemdenken
Onze eigen kennisdialoog ging over de term systeemdenken. Eerlijkheidshalve beken ik dat de term in onze kennisdialoog te weinig specifiek is gemaakt. De werkwijze die we hanteerden met het neerleggen van de stellingen droeg zeker bij aan een prettige en vernieuwende werkvorm. Echter de inhoud die wij mee wilden geven, hebben we denk ik te weinig specifiek gemaakt. Wat betreft de term ‘systeemdenken’ geeft Senge ook aan dat het een verzamelbegrip is geworden. Er kunnen meerdere definities aan gegeven worden. Een beschrijving die wij misschien beter hadden kunnen kiezen is van Senge (1992), hij stelt dat systeemdenken ons leert dat ook kleine, gerichte acties soms belangrijke, blijvende verbeteringen tot gevolg kunnen hebben, als ze op de juiste plaats uitgevoerd worden. Met name de nadruk op teamleren is interessant in het kader van onze opleiding. Teamleren ontwikkelt de vaardigheden van mensen om breder te kijken dan zij als individuen zouden doen. Zij leren daarbij denken vanuit een systeem. Het gaat om de essentie van systeemdenken:
het zien van onderlinge verbanden in plaats van een lineaire opeenvolging van oorzaak en gevolg en
het zien van processen van verandering in plaats van momentopnames. Nog steeds zijn dit hele brede benaderingen die in onze kennisdialoog wellicht behoefte hadden aan een vertaling naar de praktijk. Deze ga ik wel proberen te maken. Met name het inzien van de relatie tussen de ontwikkeling van onze leerlingen, gekoppeld aan de ontwikkeling van ons team is hier een voorbeeld van. Ik wil de school zien als een systeem met  subsystemen, zoals college van bestuur, team, directie, zorg, ouders, maatschappelijke partners, buurtbewoners, etcetera. De schoolorganisatie bekijken vanuit het systeemdenken is te vergelijken met kijken naar een ijsberg, in het zicht is slechts een klein deel, het grootste deel speelt zich af onder de waterspiegel. Tijdelijke oplossingen worden gevonden boven de waterspiegel en dienen als lapmiddel. Om een probleem structureel op te lossen, moet je het complete systeem dat er onder ligt er bij betrekken. En met elkaar leren los te komen uit de oude patronen komen. 
  
Inclusief Onderwijs
Deze kennisdialoog vond ik de meest interessante van de drie, de reden hiervoor ligt niet zozeer in de kennis die ik opgedaan heb, of de theoretische basis die hieronder lag. Meer ging het mij om gevoel van rechtvaardigheid. Een gevoel dat bij mij persoonlijk enorm groot is. Ik merk steeds vaker dat ik niet goed tegen onrecht kan. Onrecht dat in mijn ogen vaak de zwakkere wordt aangedaan. De bevlogenheid en felheid die bij medestudent Teun opkwam tijdens zijn inbreng in de kennisdialoog waardeer ik zeer en raakte mij ook. Echter het idee dat inclusief onderwijs voor allen beter zou zijn (cognitief) vind ik zeer interessant. Cole, Waldron en Majd (2004) zeggen ‘students without disabilities made significantly greater progress in reading and math when served in inclusive settings’. Ik vond vooral ook de keuze die je als organisatie/school hebt en mensbeeld een mooie invalshoek om de zaken te bekijken. Dit is niet alleen bij inclusief onderwijs van toepassing mijns inziens, maar telt over het algemeen.


Ladder of Inference in de praktijk

Tijdens één van de colleges van Adriaan in deze leerlijn kwam de Ladder of Inference ter sprake. In dit blogbericht wil ik nog eens kijken op de waarde van deze aangereikte theorie in mijn persoonlijke én schoolontwikkeling. Onderstaand plaatje geeft eigenlijk een goede Nederlandse vertaling van het originele idee van Argyris.


Waardevol
Ik vond de eenvoud van deze (vaak) open deur, treffend voor de situatie die vaak in teams speelt, ook in ons team. Ik kan niet voor de ander spreken, maar voor mezelf kan ik zeggen dat ik ervoor wil waken niet teveel sporten over te slaan. Als ik mij niet bewust ben van deze Ladder of Inference, neig ik ernaar te snel conclusies te trekken op basis van mijn aannames. Ik sla dan belangrijke sporten over, namelijk het observeren (objectief) en het selecteren van gegevens (data). De kans dat ik dan betekenis met verkeerd interpretaties is dan groot. Hierdoor doe ik aannames op basis waarvan ik mijn conclusies trek en dit beïnvloed mijn handelen.

Een praktisch voorbeeld hiervan speelt nu in de school. Als ik niet uitkijk dan vertaal ik signalen die ik (niet) ontvang, meteen naar een conclusie. Ik zie voor mijn gevoel weinig van een onderwijskundige verandering terug in mijn school. Op basis van wat ik niet zie, trek ik de conclusie dat de ontwikkeling van de school stil staat. Echter bij (toevallige) navraag bij onze IB’er blijkt dat leerkrachten juist veel hulpvragen hebben weggelegd, gericht op de gewenste verandering. Dit heeft direct gevolgen en invloed op mijn overtuiging en beïnvloed dus mijn handelen. De reflectieve lus is op deze manier gemaakt.



maandag 10 november 2014

Inzichten n.a.v. kennisdialoog Professionele leergemeenschappen

In één van de bijeenkomsten van Leerlijn 3 stond het onderwerp Professionele leergemeenschappen centraal. Een onderwerp dat reeds bekend was voordat ik in september 2013 met de MLE begon, maar wat als een soort rode draad door deze master loopt. Ik stel me bijna hardop de vraag of het geen overschat containerbegrip aan het worden is. Daarbij waak ik er voor niet voorbij te gaan aan de absolute meerwaarde die het ‘zijn van een PLG’ mijns inzien heeft voor een organisatie, niet alleen voor scholen. Om het gevoel van containerbegrip om te buigen naar een zinvolle betekenis van de PLG is het voor mezelf goed te kijken wat er onder verstaan wordt.

Uit de kennisdialoog kon worden opgemaakt dat het begrip PLG geïnspireerd is door onderzoek naar leiderschap, schoolverbetering en lerende organisaties (Senge). De kenmerken die omschreven worden zijn:
·         Supported and shared leadership
·         Collective creativity
·         Shared values and visison


Poell (20..) spreekt in deze context over ‘workplace learning’. Een andere omschrijving en beweging die omschreven wordt is die van trainen naar leren, gebruik makend van het leerpotentieel van de werkplek. Deze omschrijvingen kunnen in het geval van de school als organisatie makkelijk gevisualiseerd worden. Iedereen kan zich hier wel wat bij bedenken.

Als je kijkt naar de drie losse componenten van de naam Professionele Leer Gemeenschap, kun je die ook als uitgangspunt pakken. De vraag wat professioneel is, kan op 1001 manieren uitgelegd worden. Mijn uitgangspunt is in deze heel eenvoudig, op het moment dat iemand professioneel actief is, is hij actief in een werksituatie en wordt hij ervoor beloond. Kijkend naar leren kan gekeken worden naar bijvoorbeeld de traditionele leertheorieën (behaviorisme, cognitivisme, sociaal constructivisme), echter het connectivisme wordt steeds vaker aan dit rijtje toegevoegd. Hier gaat het om gebruik maken van leernetwerken, netwerk leren en kennis delen (o.a. Moolenaar). Moolenaar zegt ook dat netwerkleren een specifieke vorm van informeel leren in het onderwijs is. Vervolgens zegt zij dat de praktijk centraal staat in het netwerkleren, waarbij sociale contacten worden gebruikt voor ondersteuning van die lespraktijk én de eigen professionele ontwikkeling (Jones, Asensio, & Goodyear, 2000). Onderzoek toont ook aan dat de sociale relaties van leraren inderdaad een belangrijke rol spelen bij hun professionele ontwikkeling en leren (Baker-Doyle & Yoon, 2010; McCormick, Fox, Carmichael & Procter, 2010), de verandercapaciteit van scholen vergroten (Moolenaar, Daly, & Sleegers, 2010) en de lespraktijk verbeteren (Coburn & Russell, 2008).

Rol van de schoolleider
Moest de schoolleider eerder nog vaak de spin in het web zijn die alle draden spande, nu lijkt het niet meer zo vanzelfsprekend. Moolenaar vraagt zich af of die schoolleider wel in het centrum van het netwerken moet zitten.  Wellicht is het beter om aan de rand te zitten, dit is een interessante vraag.

Kijkend naar het laatste component, dan spreken we over gemeenschap of community. Ook hier zijn weer diverse omschrijvingen van de te vinden. Wenger heeft het over een community als er ‘mutual engagement, joint enterprise and a stored repertoire of discourse and action’ aanwezig is.

Voor mij wordt wel steeds meer duidelijker dat het containerbegrip PLG als een soort paraplu boven een organisatie kan hangen. Wanneer je het wel of niet bent is moeilijk te bepalen, daarvoor zijn geen lijstjes en eenduidige uitspraken. Wel kan geconcludeerd worden dat een professionele leergemeenschap tot een organisatie kan leiden die in staat is te verbeteren, te verbeteren en uiteindelijk te transformeren. Zo’n organisatie kan de switch gaan maken van ‘doen’ naar ‘zijn’.

Enkele andere uitspraken/begrippen die mijn aandacht hebben op dit vlak:
·         Teamleren
·         Boundary crossing (kenniscafé)
·         Teamleiderschap
·         Psychologische veiligheid
·         Shared mental models
·         Dringend vraagstuk (urgentiebesef kweken)
·         Individuele motivatie
·         Verbindingen van binnen naar buiten team







zaterdag 8 november 2014

Waarvan akte

Senge (1990)

At the heart of a learning organisation is a shift of mind from seeing ourselves as separate from the world to connected to the world, from seeing problems as caused by someone or something “out there” to seeing how our own actions create the problems we experience. A learning organisation is a place where people are continually discovering how they create their reality and how they can change it.

Afgelopen woensdag naar de inspiratiedag geweest van Exova (Excellent Onderwijs voor Allen), heb daar een betoog van Prof. dr. Luc Stevens (directeur NIVOZ) live mogen bijwonen. Prachtig! De basis van zijn ideeën is mij al langer bekend, maar om deze man hier een (in alle rust) vurig pleidooi voor te zien en horen houden, was indrukwekkend! Nog meer bewust van de verandering die wij met elkaar in gang moeten én mogen zetten. En oh ja…een verandering kan volgens hem nooit geleidelijk ingevoerd worden, maar dient in één keer doorgevoerd te worden…

Daarna ook nog een forumdiscussie met hoofdinspecteur PO, dhr. Arnold Jonk. Ook zeer interessant en bevestigend, inspectie niet als kwade geest zien, maar als controlemiddel van je eigen gedachtegoed…en ja, daarbij is ruimte voor eigen ideeën!