maandag 26 mei 2014

Evaluatie-onderzoek

Met mijn eigen interventie in gedachte heb ik het college van Sophie Verhoeven met interesse gevolgd. Uitgaande van het samenstellen van leerKRACHTteams op onze school en het beeld dat ik nu bij dit proces heb, vind ik met name de opbrengst van de ‘blackbox’ heel interessant. Daarbij dacht ik in eerste instantie dat ik zou moeten werken met een testgroep, maar later op de dag in het gesprek met Henderijn, bleek dit toch niet echt raadzaam te zijn.

Ook de opzet van het evaluatieonderzoek met het onderdeel ‘programmatheorie’ was erg verhelderend voor mij. Ik had ook hier beeld bij en zie het grote geheel goed voor me.

Om terug te komen op die blackbox en de PDSA cyclus denk ik de meerwaarde van dit soort onderzoek voor mij als schoolleider snel te pakken te hebben. Op het moment dat je een proces kunt volgen en kunt meten én kunt evalueren, kun je wellicht benoemen wat er gebeurt in die blackbox. Maar wat ik misschien nog wel interessanter vind is wat er niet is gebeurd. En wat moet je veranderen bij een volgende vernieuwing/verbetering/verandering in je organisatie om te zorgen dat het niet nog een keer misgaat op dat punt. Het onderzoeken van de effecten van je interventie is veelzeggend, misschien nog wel veelzeggender dan de resultaten van de interventie.


Ook het opstellen van het design heeft me aan het denken gezet, er moet een soort Programma van Eisen opgesteld worden voor de interventie. Ben nu ook erg benieuwd naar de workshops over instrumenten, etc.

Socratische dialoog...op naar het hittepunt!

Tijdens de Magistrum opleiding tot Schoolleider heb ik kennis mogen maken met de socratische manier van intervisie in dit geval. Hoewel ik regelmatig sceptisch was over intervisie, reflectie, feedback, portfolio etc, ben ik er door én ervaring én opleiding achter dat wanneer je deze instrumenten op een effectieve en juiste manier inzet, je een organisatie kunt vebeteren, te beginnen bij jezelf. Terug naar de Socratische dialoog.

In onze groep werd volgens de stappen van deze gespreksvoering gewerkt. Door mijn ervaring hiermee, was dit ook het advies aan de groep. Door de stappen te volgen, zorg je ervoor dat je komt tot het hittepunt, de essentie. Persoonlijk hoop ik altijd dat je kunt waken dat je niet perse in de emotionele sfeer terecht komt, maar dat je met elkaar kunt  komen tot inzichten die leiden tot een oplossing of een verandering in je werk. Het verplaatsen in de ander is een groot pluspunt van deze manier van dialoog voeren. Daarbij is het merkbaar lastig dat je ervoor moet waken niet te snel te gaan oordelen, maar zo lang doorvraagt dat je ook daadwerkelijk die essentie te pakken krijgt. Wat doet er nu echt toe, wat is werkelijke excellentie? Wat is dan dat meesterschap dat wellicht nu ontbreekt? Als je dit in gesprekken met collega’s voor elkaar krijgt, ben ik ervan overtuigd dat je mensen laat ontwikkelen en dat je daar dus als organisatie de vruchten van plukt!

Percepties Boonstra op onze school

Oké en nu verder: Boonstra in een blogbericht verwerken. Voorafgaand en tijdens de vorige bijeenkomst zijn de belangrijkste ideeën van Boonstra omtrent veranderingen in organisaties helder geworden.

Planned Change – Organization Development – Continuous Change



Hoe staat onze school ervoor? Als ik kijk naar wat er nu gebeurt, waar past dat dan het best bij? Terugkijkend op leerlijn 1 en 2 en het afgelopen schooljaar, denk ik dat ons team vooral gewend is (geweest) om te werken vanuit Planned Change, vooral vanuit directie is bekend dat er de wil is om te groeien naar Organization Development. Onze directeur die er nu ruim twee jaar is, is zich hier (ook door de MLE) heel erg bewust van en is hier ook volop mee aan het stoeien.

Echter dit gaat niet van de een op de andere dag , maar dit lijkt ook door het team toch zeker ook de gewenste situatie, geluiden die je (nog te vaak) hoort bekritiseren de top-down structuur die gevoeld wordt. Duidelijk is dat directie gaat voor het vergroten van de betrokkenheid en de verantwoordelijkheid.

Terug naar leerlijn 2 en de eerst aanzet voor de interventie, moeten er stappen gezet worden.  Opdracht: leg dit nu eens op de komende interventie vanuit eigen onderzoek, wat betekent dit voor mijn sturing, wil ik die aanpassen richting een andere perceptie?


Het mooie is dat juist die sturing verplaatst moet gaan worden om te groeien naar een school waar duidelijk Organization Development mogelijk is. Mooier nog is kijken naar de aspecten die horen bij Continuous Change en kijken wat ik daarvan in de interventie (en daarna) mee kan nemen in onze school. Daarnaast wil ik hier ook de opmerking plaatsen dat je er af en toe simpelweg niet aan ontkomt op aan Planned Change te doen, je rol als schoolleider is nu eenmaal ook die van innovator/kartrekker. Soms moet je zaken gewoon doorvoeren omdat het moet, om dit succesvol te doen is het wel raadzaam om te kijken naar de aspecten die horen bij Organization Development en Continuous Change.

Op rolletjes...

Op 8 oktober 2013 maakte ik in de gang naast ons leslokaal deze typerende foto van Fontys, het was toen ook ongeveer de status (voor mijn gevoel) van de studie...het liep niet helemaal op rolletjes...



Nu ruim zeven maanden, rolt het wat beter, af en toe lijken het nog vierkante wieltjes te zijn, maar de scherpe, rechte kanten zijn er af. Merk dat ik door de opleiding in mijn (toekomstig) vak als schoolleider gesteund wordt en dat ik daar vooral zelf voor gezorgd heb door op de juiste momenten bepaalde keuzes te maken. Bijvoorbeeld de keuze van het probleem voor leerlijn 2, deze geeft mij nu voor leerlijn 3 voldoende aanknopingspunten en ik geloof er in dat we op school hierdoor de juiste dingen kunnen gaan doen!

Verbiest: Nieuw Onderwijskundig Leiderschap …of nieuwe banden?

Deze weken weinig gepost op het blog, maar vooral bedacht wat ik allemaal moest doen en wat dan wanneer zou moeten, overigens allemaal leuke dingen, maar leuke dingen kosten ook tijd.

Eén van de dingen die was blijven liggen was een reactie op dit blog over het stuk van Verbiest (2010) over Nieuw Onderwijskundig Leiderschap. Ik kan hier heel uitgebreid een samenvatting weergeven, maar dat tracht Verbiest zelf al te doen. Ik probeer wel te verwoorden wat mijn gedachten zijn bij het doornemen van deze materie. 

Daarbij begin ik bij een constatering die me bevreemd. Er is in het eerste decennium van deze eeuw opnieuw groeiende belangstelling voor onderwijskundig leiderschap. Fijn, hoe was dat in al die jaren ervoor? Ik denk dat die interesse er altijd is (geweest), echter hoe we het noemen, maakt wel eens dat we denken dat we met iets anders bezig zijn. Elk gesprek met door de wol geverfde collega’s levert vaak op dat zij zeggen: ooh gaat het die kant op…dat hebben we tig jaar geleden ook gedaan. Kortom we veranderen in het onderwijs regelmatig…denken we.

Zelf ben ik slechts acht jaar werkzaam in dit mooie beroep. En zelfs in die acht jaar merk ik dat we veel willen veranderen en dat we (vaak) met z’n allen de stroom volgen. Onderwijsadviseurs stellen één keer in de twee jaar hun aanbod in studiedagen bij en kunnen er weer twee jaar tegenaan. Ik denk dat we allemaal de afgelopen 8 jaar wel een studiedag ADI, zelfstandig werken, autisme of groepsplannen gehad hebben.

Verbiest lezende loop ik voor mijn gevoel ook continu door open deuren. Echter het verschil met Verbiest en Visser is dat hij ze voortdurend open zet en dat ik hem af en toe nodig heb om te bedenken dat het niet zo ingewikkeld hoeft te zijn. Er is niets schokkends aan de hand, het zijn allemaal logische zaken wat mij betreft, maar nogmaals…hij zet ze mooi op een rijtje, onder andere deze:


Hiermee onderhouden we volgens mij met z’n allen de Onderwijs BV op een hele degelijke wijze en zorgen we ervoor dat we met z’n allen keurig de dingen doen die we denken te moeten doen.

Graag trek ik nu de vergelijking met mijn auto.

Ik heb een hele fijne auto, doet meestal wat ie moet doen, prestaties zijn voldoende, de meeste mensen vinden het een prima auto. Ik wil er graag in blijven rijden, dus ben er zuinig op, wellicht schopt mijn auto het op die manier tot oldtimer. Op z’n tijd betekent dit nieuwe banden, voldoende brandstof, een andere accu, wellicht zelfs een keer andere bekleding of velgjes, maar het blijft mijn hele fijne auto…

Maar nu de vraag: volstaat mijn auto eigenlijk nog wel in deze tijd? Kan mijn auto eigenlijk nog mee? Of had ik misschien het lef moeten hebben om eens een keer echt een nieuwe auto te willen?


Ben benieuwd hoe dit op een school/onderwijs van toepassing is…